INFO
SWING
website

     
FRIDAY review: Leen - photo: Staf
SATURDAY review: witteMVS - photo: Patje Blues
SUNDAY: review: witteMVS - photo: Frans

comments: mail

CONCERT REVIEW

Er heerste al een gezellige drukte toen wij op het marktplein toekwamen. Men was nog bezig de laatste hand te leggen voor de alweer 22ste editie van Swing Wespelaar, want zoals we dat van de organisatoren gewoon zijn, wordt dit festival tot in de puntjes verzorgd. De van alle nodige nuts voorziene camping was volgeboekt met festivalgangers, dus het beloofde een breed publiek te worden voor het imposante podium dat naar jaarlijkse gewoonte  op zijn vaste plaats was neergezet. De Chiro, de pita dames, de taptenten en al de rest van het kraampjesvolk waren al klaar om aan de noden van de hongerige en dorstige mens te voldoen. Als nu het weer vanavond nog wat meezat, was er niets wat deze editie nog in de weg stond om van wal te steken. Wat ook prettig is op zulke evenementen is, dat je er telkens “bekende gezichten” tegen het lijf loopt. Zo waren er onder andere de Kirri en de bijna voltallige Nightcrowd Bluesband onder de talrijke aanwezigen. Stipt 19h00 verscheen de aankondiger van dienst en de eerste groep van vandaag kon het podium betreden.

vrijdag, 20 augustus

CD REVIEW

Big Blind...Deze Nederlandse jonge, rockende rhythm & bluesband bestaande uit Wesley van Werkhoven (vocals/harp), JJ van Duijn (gitaar), Dirk van Duijn (bas) en Niels Duindan (drums) opende met een instrumentaaltje en iedereen keek al dadelijk op en waanden zich een weg naar het podium want JJ en Wesley toverden inderdaad flinke tonen uit hun 6-string en bluesharp en de aandacht was hiermee getrokken. Zij hebben een zeer opwindende stijl met elementen uit diverse roots genres, vooral geïnspireerd door The Cuban Heels en The Red Devils, en eigenlijk waren deze gasten “te goed” om als opener dienst te doen. Langs de andere kant, er stonden dit jaar geen echte “openers” op de steengoede affiche. Met reeds vele optredens en twee cd’s op hun palmares in hun jonge carrière (herfst 2006), weten deze Noordwijkers het publiek mateloos te boeien met eigen materiaal zoals ‘Natural High – Circus Left Town – In My Own Hands en Wicked Weasel Boogie’. Wesley bewijst dat hij niet alleen moeiteloos de bluesharp de baas is, hij beschikt ook over een op Lester Butler lijkend stemgeluid. In ‘3:45’, een prachtige slowblues, gaan we over op een zeer gevoelige harp met een ingetogen begeleiding. Welk nummertje zij ook brengen, ze klinken allen even gedreven en toch zat er een keerzijde aan deze boeiende bende. Ongeveer halfweg hun set kondigde Wesley plots  aan dat dit hun laatste optreden was, iedereen met stomheid geslagen natuurlijk en toen ik na het optreden aan Wesley de reden vroeg, zou hij me een mailtje zenden met daarin de nodige uitleg…. Ik wacht nog steeds….  Zelf kan ik het nog niet geloven dat deze zo beloftevolle band het na vier bloeiende jaren reeds zou opgeven, de toekomst zal het uitwijzen.

CD REVIEW

Wat of wie verstaan we onder het Amerikaanse Jeremy Wallace Trio: the man himself (zang/gitaar/banjo), Tom Costagliola (drums) en Matt Gruenberg (bas). Hun oeuvre bestaat uit een beetje folk, rock en country gekruid met korrelige blues met invloeden van Dylan, Springsteen en Waits. Jeremy’s stem lijkt verbluffend veel op die van Tom Waits, donker en roestig, misschien daarom….. who knows. De band bracht eigen nummers uit hun drie goedverkopende cd’s en werd al vlug op handen gedragen door het publiek. Kortom, hij is ne ‘grote meneer’ naar mijn bescheiden mening, al was het maar om de puike prestatie die hij hier vanavond neerzette, wetende dat hij hier gisteren in café De Zwaan een privé optreden heeft gegeven en blijven plakken is tot 04h00 in de morgen. Even over en weer een slaapke is gaan doen in Brussel om nu weer ‘fris en monter “ (alhoewel…) op het podium te staan. Van hieruit moest hij snel richting Ierland om daar  vanavond ook nog  zijn ding te doen. Jaja het leven van een artiest kan hard zijn…  Niettegenstaande dit alles is de man subliem in wat hij doet, ook zijn bandleden leken geen last te hebben van wat nog komen moest en dramden er lustig op los. Maar zoals alle mooie liedjes niet lang duren, kwam ook aan dit een einde. Jeremy vond nog even de tijd voor een bissertje en bracht z’n enige cover van de avond “Stand By Your Man” van Tammy Wynette. Ben content van deze band gehoord en gezien te hebben, zeker een naam om te onthouden.

Sherman Robertson en zijn band, beter gekend onder de naam BluesMove, zijn voor ondergetekende al lang geen vreemden meer. Het is telkens weer een heuglijk weerzien met deze  in Louisiana geboren Texaan.  BluesMove bestaat al enkele jaren uit Gary Rackham (bas), Jools Grudgings en Jamie Little (drum). De band brengt vanavond voornamelijk eigen werk, maar durft het ook aan om covers te bewerken zoals Robert Johnson’s  Dust My Broom  dat wordt  ‘Voodoo Dust ‘ en ‘Tin Pan Alley’ dat een regelrecht vervolg is op SRV’s Ten Pin Alley. Alle vier de cd’s worden even doorgelicht en naarmate de avond vordert, draagt Sherman het publiek meer en meer op de palm van zijn hand, hij regeert dit festival als het ware met zijn prachtige soulvolle stem. Geen mens die niet aan zijn lippen hing. Vanavond ook het Michael Burks nummertje ‘Make It Rain’, expliciet voor mezelf (lucky me), dat ik stiekem gevraagd had toen Sherman ‘en plein public’ zijn ronde maakte en eventjes halt hield voor m’n neus. Toch ne sympathieke gast die Texas rakker. Ik denk dat de meningen vanavond eensgezind waren en iedereen volop heeft genoten van wat Swing Wespelaar ons de eerste festivaldag aangeboden heeft.  Nog een belangrijk detail: het bleef vanavond kurkdroog op het marktplein, toch wat de regen betrof…….(Leen)

zaterdag, 21 augustus

Lightnin’ Guy & The Mighty Gators de aftrap van een tweede festivaldag laten geven is als een verzekering afsluiten voor de goede afloop van “things to come”. In een mum van tijd neemt het podiumbeest Guy Verlinde, zijn publiek mee aan het handje naar zijn virtuele wereld aan de zompige oevers van de Mississippi. Want er is geen band van bij ons die zo “southern lowdown” klinkt als de Mighty Gators. De huidige band klinkt steviger dan ooit, met drummer van het eerste uur Thierry Stievenart en gitarist Willy De Vleeschouwer heb je een winning team. Voeg daarbij Jan Meyers van Blue Blott en Bass Poppa faam  op bass evenals toetsenist Pieter van Bogaert en… nu ja, je hebt het gehoord. Eén en ander is een boost voor frontman Guy, zoveel is zeker, maar ook solo staat hij stevig in zijn schoenen. Deze keer bracht hij ons een ongebruikelijke, fantasmagorische, akoestische versie van “Voodoo Chile” op zijn weissenborn gitaar. Guy mag dan hoofdzakelijk klassiekers interpreteren, hij doet dat met zoveel eigen inbreng, dat het nieuwe nummers lijken. The Gators stonden als eersten op het Wespelaarse podium, omdat ze daarna in zeven haasten naar Luxemburg moesten om een tweede festival te gaan spelen. La vie est dur. Maar niet voor deze Belgische bluesbreakers.

CD REVIEW

 

Van over de voormalige noordelijke grenslijn, kwamen Johnny Clark & The Outlaws. Een weinig inventieve naam en een voorspelbaar SRV-geïmpregneerd repertorium weliswaar, maar toch met smaak en eerbied voor de originals gebracht. Eigen werk ook, met enig leentjebuur in elkaar geknutseld, maar het moet Johnny nagegeven worden dat hij zich niet te buiten gaat aan excessieve, veel te lange gitaarsolo’s.

Er zijn ook nog enkele nummers van uit zijn Bullfrog Blues Machine tijd meegekomen. Het is meer dan duidelijk dat Johnny en zijn maten verknocht zijn aan de Texas blues van wijlen Steve Ray, Johnny Winter (voorlopig nog niet wijlen) en soortgelijken, maar is daar nu iets mis mee ? Natuurlijk niet, als het goed gebracht wordt. En dat was zeker het geval.

 

CD REVIEW

Ash Grunwald komt uit de outback van ‘down under’, zoals iedereen ondertussen wel weet. Zijn muziek zou een soundtrack kunnen zijn bij een film over het mythische achterland van het onmetelijke buideldier land. Hij tovert spokende klanken uit zijn electrisch versterkte resophonic gitaar en weet handig gebruik te maken van de overtonen die ontstaan achter de bottleneck als je de snaren niet afdempt. Als je die dan ook nog laat feedbacken ontstaat het machtige, natrillende en zinderende geluid dat een handvol aborigine sjamanen evokeert, die allen samen hun ziel door hun didgeridoos blazen, richting volle maan, in de schaduw van Hangin’ Rock. Hij heeft nog steeds zijn dreads. Jawel, dreads are forever…ofwel moet de tondeuse erin. Bij wijze van divertissement zingt hij ons, a capella, een wondermooi “John the Revelator” voor. En zijn geprefereerd bluesnummer “Smokestack Lightning” komt ook aan bod. Immers, Howlin’ Wolf zou helemaal niet misstaan hebben tussen de sjamanen van Hangin’ Rock.

CD REVIEW

 

 

 

 

De jonge Oli Brown is de man waar een groot deel van het opgekomen publiek speciaal naar uitkeek. Oli is één van die begenadigde stergitaristen die de UK de dag van vandaag rijk is. Van hetzelfde kaliber lopen daar nog Ian Parker’s rond en Ainsley Lister’s. Oli Brown wordt wel eens gedoodverfd als de nieuwe Rory Gallagher, maar daar kan ik mij niet bij aansluiten. Hij is een getalenteerd gitarist, klaargestoomd in de hedendaagse rockacademies, en hij weet tal van virtuoze chops neer te zetten, maar hij ontbeert dat “from scratch”-gevoel dat bij Rory overvloedig aanwezig was. Dat kan ook niet anders. Gallagher heeft het destijds allemaal zelf moeten uitvinden en Oli heeft het op school geleerd. Dat belet evenwel niet dat Oli Brown ook zo zijn verdienste heeft, als je hem loskoppelt van zijn idool. Zijn eigen nummers zoals “Speechless” of “Take a Look Back” mogen er best zijn en zijn opgefokte versie van “Fever” is uit de kunst, maar nergens ontwaren we dat nummer met die riff die voor eeuwig in je grijze massa gebrand blijft, zoals de ‘beatgroepen’ uit de jaren zestig ze uit hun mouwen schuddegedden. Daarvoor moet hij teruggrijpen naar “Black Betty”. Maar ooit levert hij wel eens z’n tattoo-song af. Het weze hem gegund.

 

 

Met de Hugh Pool Band waren we al aan het voorlaatste luik van de zaterdag beland. Zij maakten meteen van bij de aanvang duidelijk waar het op stond. High powered slideguitar op tekst en muziek van Robert Johnson. “Walking Blues”, “Last Fair Deal”, “Come in My Kitchen” volgden mekaar op. Heel even deed hij me aan wijlen John Campbell denken…who remembers ? Maar dan toch weer maar liever niet. Hugh is van New York, en dat laat zich horen. Hij geeft toe dat hij een groot bewonderaar is van Duane Allman en speelt diens versie van “Statesboro Blues” midden in een medley die begonnen is met het ijzersterke Peter Green-vehikel “Oh Well”. Daar wordt ook nog een grote flard van “Third Stone from the Sun” door verweven om terug te eindigen met de rollende riff van “Oh Well”. De New Yorkse inslag in zijn verhaal heeft een punkerig tintje. Hij rekent immers David Johanssen tot zijn beste vrienden. Die New York Dolletjes toch.

 

 

 

En toen was het tijd voor Canned Heat. Het plein van Wespelaar was intussen vol gelopen. Het lag daar uit zijn voegen te barsten en het leek alsof de kerk schoorvoetend plaats moest ruimen voor de massaal opgekomen menigte. Na een routineuze soundcheck kondigde Fito de la Parra af dat ze er klaar voor waren, waarop Harvey Mandel middels een Roland trigger op zijn gitaar een sitar-grondtoon aanstuurt. Onmiddellijk herkent iedereen die hypnotiserende sound van “On the Road Again”, meer Canned Heat dan dat, kan niet. Door met dat nummer te beginnen geeft de Heat meteen iedereen wat kiekebisch en een waw-gevoel, een warme gewaarwording in de buik en een kopstoot nostalgie. Maar daarmee hebben ze het beste al uit de kast gehaald, en daarna is het wachten op “Going up the Country” en “Refried Boogie Part I and II”. Larry Taylor verwisselt een aantal keer zijn bass voor een slide gitaar en weet op die manier nog net die ouwe Heat-sound vast te pinnen. Harvey Mandel daarentegen gaat zich soms te buiten aan tapping technieken op zijn zwarte Parker Fly, want dan weer zo on-Canned is als mogelijk. Maar al met al kregen we weer ons heilzaam dosisje Woodstock hier op Swing 2010, veertig jaar na datum.

 

 

zondag, 22 augustus

Met de muziek die The Swampboys spelen, wordt ik altijd wakker op zondag. Dat komt dus goed uit. Want om hier op tijd te zijn, 14:30 u is vroeg op een zondag, heb ik mij wat moeten forceren, zodat ik de verplichte ontwaaksessie met Robert Johnson, Tampa Red, Mance Lipscomb, Bukka White, Blind Boy Fuller en Mississippi John Hurt moest achterwege laten. Maar de Swampboys hier maken dat ruimschoots goed. Een laidback feeling, de stem van Gunther die doorrookt genoeg klinkt om de keuze van songs te dienen, de klank van zijn dobro en national steel die opmerkelijk goed in het tijdsbeeld kaderen dat hij ons voorhoudt, de Dixoniete baslijnen van standup bassist Tonio en de ingehouden beat van WB op drums, maken dat ik toch nog op de mij vertrouwde manier de zondag kan instappen. Waarvoor dank, oh Swampboys ! Ik heb ervan kunnen genieten, en met mij vele anderen. “Champagne and Reefer” op een zondag matinee. Vlaanderen’s Delta belofte, voorwaar.

CD REVIEW

The Saddle Tramps zwalken reeds een tijdje rond in onze kontrijen en doen wel wat stof opwaaien. Het is een stelletje ongecompliceerde cowboys uit L.A. Ze zien het hier helemaal zitten en kunnen het lekkere eten en de nog lekkerdere bieren al goed verdragen. Al is de roep van de vettige Taco soms te horen van de andere zijde van de oceaan en het ganse Noord Amerikaanse vasteland, want ze wonen ginds helemaal aan de Stille ! Dixit gitarist Scotty Roller. The Saddle Tramps brengen “wild reckless corn fed rock and roll”, dat is een wonderbaarlijke mix van country, rockabilly, southern rock, punk en een snuif cabaret. Een hilarische bende die best de show kan stelen. Heel even regent het wat. Dikke druppels, maar die kunnen de pret niet derven. Het was trouwens van zeer voorbij gaande aard. Naast grappen verkopen ze memorabilia zoals haargel in een blikken doosje met hun logo d’erop. Als je het mij vraagt is het zadelvet, maar het houd je haren wel strak tegen je schedel. Daarna valt het uit. Maar niet getreurd, je kan ze nog rekenschap vragen volgende week op (ge)Varenwinkel.

 

Voor de tweede maal reeds speelt Poplawsky een derbymatch hier in het Wespennest. Deze jongens moeten echt niet van ver komen. Een paar jaar geleden gingen ze in de States een ceedeetje opnemen, onder de auspiciën van Teddy Morgan. Jazeker, de Teddy Morgan van The Sevilles. Ondanks de hoge kwaliteit van dit smaakvolle schijfje sloeg het hier niet erg aan. De nieuwe muziek van de oude Blue Chevy’s was te ingrijpend voor hun trouwe gevolg. Daarom wisselen ze nu, live op festivalpodium althans, het raffinement van nummers als “I Belong” en “Chasing Dinosaur “ af met hardere nummers die meer aanleunen bij hun vroegere werk als Chevy’s. Hoe dan ook blijft het een puik stukje rock met een authentieke rootsbasis van de broertjes Martello en hun vrienden. Ik wacht eigenlijk ongeduldig op hun volgende CD.

 

CD REVIEW

De ancient teddybear Boo Boo Davis kwam als een duiveltje uit een doosje opzetten uit het niets. Toen ik nog aandoenlijk klein was, noemde ik mijn tot op de strovulling versleten beertje ook Boeboe. Zijn glazen oogjes gingen er enkel op zondag in, als we op familiebezoek gingen. Dan zag hij ook iets. Door de week lagen ze in de schuif van mijn nachttafeltje om niet verloren te gaan. Boo Boo Davis kan ook zo rollen en puilen met zijn ogen. Maar bovenal heeft hij een warme en tegelijk schorre bluesstem, die als een wasem uit de zwavelhoudende swamps van Mis’sippi lijkt op te stijgen. Tussen zijn songs door dankt Boo Boo zijn publiek en de dag die hij weer eens mag beleven “Thank you people and thank you day-yeah”. Jan Mittendorp, gitarist, manager, chauffeur, roadie, platenbaas en waarschijnlijk ook boekhouder van Davis en drummer John Gerritse zijn ondertussen de bovenstebeste maatjes geworden van Boo Boo. Ze zijn zo op mekaar ingespeeld dat ze geeneens meer moeten meedelen wat het volgende nummer wordt. En de trance beat heeft de immer opgewekte John voorgoed onder de knie.

De afsluiter van deze zondag en gelijk van het festivalweekend is Eddie C. Campbell. Eddie C. is een zanger/gitarist in de stijl van Otis Rush en Magic Sam Maghet. Gearticuleerd, staccato gitaarwerk is ’s man’s handelsmerk. Chicago Blues van de Westside. Eigen werk, en alleen dat, staat hoog in zijn vaandel. Eddie C. kan zijn eigen boontjes doppen. Eddie B., een vriend des huizes, stond er naast mij verbouwereerd naar te kijken. Hij neemt privé gitaarlessen bij Ana (Popovic n.v.d.r.) en vond bij het zien en horen van zoveel talent, dat hij best een tandje kon bijsteken, als hij ooit nog zou ambiëren om hier op het Wespelaarse podium de plaats van Eddie C. in te nemen. Ondertussen speelt Campbell mijn favoriet nummer “Sister Taught Me Guitar”. Eddie is één van die geboren blues entertainers die zonder veel poespas of theorie, pareltjes van songs uit hun mouwen schudden zonder er hoeven bij na te denken. Net als Otis en Sam. Het resultaat is verbluffend eenvoudig maar van verbluffende schoonheid. Om zijn serene show naar het einde toe nog enig spectakelwaarde te geven, speelt hij nog wat gitaar met zijn voeten. Onnodig voor mijn part, maar Eddie B. zag dat wel zitten. Misschien kon hij die techniek wel sneller onder de knie krijgen !

Met “You Make Me Feel All Right” en “Devil’s Walk” verdween hij uit de ether en van de bandstand. Het was mooi geweest en het is in schoonheid geëindigd. Wat moet dat meer zijn ? En pas een uur later is het dan uiteindelijk beginnen regenen. Ik stapte net in mijn wagen, dus mij een zorg.

 

Een geslaagd gratis festival bij op het palmares van Swing. Met een fantastisch hoogtepunt  zaterdag avond qua opkomst. Zoveel volk hadden we nog nooit gehad op Wespelaar. We konden amper aan bier geraken.